Voor het ontwerp van deze woningen werd door de gemeente Rotterdam bijzondere aandacht gevraagd vanwege de stedenbouwkundige context, de afronding van het totale woongebied.
Uitgangspunt was het creëren van een totaalensemble met een alzijdige uitstraling en een duidelijk onderscheid tussen de binnen- en buitenzijde, de private binnenkant met tuinen en de openbare landschappelijke ruimte rondom de bouwblokken.
De woningen zijn zodanig op de locatie gepositioneerd dat rondom voorkanten zich presenteren aan de openbare ruimte.
De achtertuinen zijn allen gericht naar het binnengebied. Dit “binnen-buiten” concept komt tot uitdrukking in de verdere architectonische uitwerking: doorlopende witte gevelbanden domineren het beeld aan de openbare zijde. Ook de tuinafscheidingen zijn hierin meegenomen met korte penanten en poorten aansluitend op het gevelvlak, waartussen begroeide gaashekwerken zijn opgenomen.
De woningen zelf zijn ontworpen in twee bouwlagen met een kap. Alle woningen zijn in de basis voorzien van een volledig woonprogramma met drie slaapkamers op de verdieping. Op de begane grond is aan de voorzijde een zgn. Delftse stoep bedacht als overgangselement tussen de woning en de openbare ruimte.
Bijzonder aan dit complex van 23 huurwoningen is het energieconcept. De woningen worden gevoed door stadsverwarming en zijn daarnaast voorzien van zonnepanelen voor de opwekking van elektriciteit.
Bij een bepaald gebruik van de woning kan een prestatie geleverd worden volgens het principe “nul-op-de-meter”.
In dit plan zijn gierzwaluwkasten opgenomen om meer nestplekken voor de gierzwaluw te creëren.
